HOU JE HART NIET VAST
Over angst, liefde en wakker worden
Door Peter Kampschuur
Een beroemde en al vaak geciteerde uitspraak van de Amerikaanse psychiater Jerry Jampolsky luidt: 'Liefde is angst laten varen'. Daar zit veel in. Angst is in zoverre het tegenovergestelde van liefde dat het één leidt tot afzondering, in je schulp kruipen, vluchten, of tot vechten - terwijl het andere leidt tot opengaan, verbinden, verenigen: één worden. Menigeen kent de ervaring dat vrijheid, innerlijke vrede, de bodem is waarop liefde bloeit. Wie maar diep genoeg los laat en innerlijk stil wordt, kan merken dat er iets warms en milds in zichzelf begint te stralen. Het is er eigenlijk de hele tijd, als een alomtegenwoordige energie die er alleen maar op lijkt te wachten tot wij voor haar opengaan en zij ook van ons kan uitstralen. Gebeurt dat eenmaal, dan is dat op zich ook een bevrijdende ervaring.
In het boek De angst voorbij van Mary C. Nelson zegt de Tolteekse sjamaan Miguel Ruiz zelfs dat liefde gewoon in de lucht zit, die we inademen: ‘Die gave van liefde vult je hele wezen wanneer je in iedere cel van je lichaam, in iedere emotie en in ieder lichtdeeltje dat jou creëert met vol bewustzijn ademt.’
Maar zolang er angst in ons is, zijn we niet vrij. Niet vrij om toe te laten en niet vrij om uit te stralen. Naar mijn ervaring moeten we, om diep genoeg los te laten – of het nu gaat om angst of om wat dan ook - vooral diep genoeg in onszelf kijken, waarnemen, voelen. Het is bijvoorbeeld niet genoeg om op een bepaald moment in ons gewone waakbewustzijn, onze alledaagse bewustzijnstoestand, vrij van angst te zijn. Want we houden er een enorm onbewuste op na, van waaruit allerlei angsten ons altijd weer kunnen overrompelen, al dan niet gepaard gaand met defensieve en agressieve impulsen.
Met een variant op de zin ‘how deep is your love?’ zouden we dan ook kunnen vragen: ‘how deep is your introspection?’ Ooit vroeg ik tijdens een interview voor een tijdschrift aan J. Krishnamurti, of hij ook niet vindt dat we van onszelf moeten houden. Hij antwoordde: ‘Onszelf kènnen, stel dat maar voorop. Die liefde komt dan vanzelf wel.’
Angst voor wat er niet is
Als we zeggen dat angst het tegenovergestelde van liefde is, of liefde althans belemmert, over wat voor angst hebben we het dan?
Het gaat, geloof ik, niet om de acute angst die we bijvoorbeeld als voetganger voelen wanneer er bij het oversteken van een straat opeens een hoge snelheidsbrommer aankomt. Een schrikreactie is dan nuttig, de opgewekte adrenaline doet ons het vege lijf in veiligheid brengen. En dan is de kous weer af – tenzij we erover dóór-emmeren en het een en ander niet loslaten. Ik heb diverse mensen ontmoet, die bang werden nadat er in hun huis was ingebroken. Het hielp niet als ik zei dat dit de kans op een nieuwe inbraak eerder verkleinde dan vergrootte. Nee, ‘het was het idéé’.
Het is een gekke paradox, maar om een lang verhaal kort te maken: de angst die onze liefde blokkeert, is eerder een angst voor wat er niet is dan voor wat er wel is. We lijden vooral onder neurotische angst, ons ingegeven door wat we bewust en onbewust denken, vaak op grond van wat we eerder hebben beleefd. Het is angst voor wat er misschien, eventueel, desnoods of ‘in het geval dat…’ zou kùnnen gebeuren. Als we ons hart chronisch vasthouden, raakt het versteend en kan daar geen liefde stralen.
Angst zaait niet alleen verdeeldheid tussen mensen maar in de eerste plaats in lichaam, ziel en geest van de angstige persoon zelf. Angst verscheurt ons, maakt ons tot vat vol tegenstrijdigheden, doet ons verkrampen en verharden, afweren, tegenhouden, hechten aan de status quo en die zelfs verdedigen zonder dat we daarmee gelukkig worden.
Vrijheid vàn- en niet vóór het ego
We kunnen er niet onder uit: het is niet genoeg om specifieke angsten te laten varen, we moeten een diepgaand proces van loslaten en transformatie aangaan. We kunnen onze angsten bezweren, temperen, binnen de perken houden door rationeel te denken en een zo gunstig mogelijke draai aan ons leven te geven, maar we worden alleen vrij van angst als we onszelf ten diepste onder ogen zien en ook de meest onbewuste, diep in ons lichaam weggestopte spanningen en verkrampingen leren loslaten. Pas zo worden we een vrij mens, iemand die werkelijk in staat is tot liefhebben.
Misschien is de hamvraag dan, wat vrijheid is. ‘Vrij zijn’, dat lijkt iedereen wel te willen. Maar de moeilijkheid is, wat Leo Hartong in zijn boek Ontwaken in de droom zo formuleert: ‘het gaat om bevrijd te zijn van het ego en niet om vrijheid voor het ego’. En wie wil die vrijheid? Wie wil zo diep loslaten en het leven zo onbevangen in zich toelaten dat z’n wezen ‘vrij komt uit de greep van het ik’ – om het in termen van C.J. Schuurman te zeggen?
Deze overgave is een opgave. In ieders leven kan een moment aanbreken, waarop we tegelijk helder wakker en diep ontspannen zijn – dat is beide nodig voor die overgave – maar er kan ook een heel leven voorbijgaan terwijl we te bang, te agressief, te moe en te gestresst blijven tot er pas aan het eind onvermijdelijk overgave volgt, en dan misschien onbewust. Daarom is training in loslaten, ontspannen en het ordenen van je energiehuishouding zinvoller dan niets doen en wachten tot de zegen vanzelf van boven komt.
Het is wat mij betreft dan ook jammer dat er de laatste tijd met enige regelmaat boeken van zogenaamde ‘Zelfgerealiseerden’ verschijnen, waarin zij afraden om aan jezelf te werken. De ‘verlichting’ waar ze van reppen, valt niet door het ‘ik’ te bewerkstelligen, dat is een waarheid als een koe. Maar deze lieden zullen ons evenmin naar die verlichting kunnen praten. Hun boeken en praatjes houden hun publiek in het hoofd, in het denkende ‘ik’ dat net zo zou willen zijn als zij terwijl dat maar niet lijkt te lukken.
Het continuüm van bewustzijnstoestanden
We moeten wel degelijk aan onszelf werken – niet aan ons ‘ik’ maar aan bewustwording en genezing, en aan onze energiehuishouding die ons daartoe in staat stelt. Niet om iets of iemand anders te worden dan we werkelijk zijn maar om alle flauwekul los te laten, zodat het Zelf tot vrije expressie kan komen.
Er is een merkwaardig gegeven dat nog eens extra duidelijk maakt, hoe angst en innerlijke vrijheid als het ware naast elkaar liggen – alsof beide bewustzijns- en gemoedstoestanden slechts door een flinterdunne lijn van elkaar gescheiden zijn. Uit onderzoek naar bewustzijnstoestanden blijkt dat het gebruikelijke onderscheid tussen slapen, waken en dromen veel te grof is (zoals men in min of meer spirituele kringen al veel langer zegt). De psycholoog Piet Vroon presenteerde in 1988 op een congres van de stichting Skepsis een ‘continuüm’ van verschillende EEG-frequenties, uiteenlopende energietoestanden van de hersenen naargelang van de bewustzijnstoestand waarin de persoon zich bevindt. Deze oplopende reeks omvat: coma, bewusteloosheid, diepe slaap, droomslaap, bepaalde vormen van meditatieve trance, ontspannen zijn, gespannen aandacht, hevige emoties, verlammende angst en tenslotte, in de woorden van Vroon: “een zogenaamde mystieke kramp waarbij men zich niet kan bewegen en de wereld beleeft als één geheel, een oceaan of een ongedifferentieerde ‘oersoep’.”
Op grond van mijn persoonlijke ervaringen zie ik weinig reden om in dat laatste geval van een ‘kramp’ te spreken. Het was ook niet zo dat ik me in die toestand niet kòn bewegen - ik verroerde me gewoon niet omdat ik niets anders wilde dan me diep ontspannen en stil zijn. Mijn lichaam was niet verkrampt maar ontkrampt. Voor mijn gevoel is deze beleving dan ook geen toestand van onvrijheid maar juist van opperste vrijheid - zelfs van bevrijd zijn van m’n ‘ik’, want er was even helemaal geen ‘ik-gevoel’. Het gaf een gevoel van opgenomen zijn in iets levends wat sacraal is, numineus, en ik zou dit dan ook evenmin beschrijven als ‘oersoep’.
Intussen is er iets heel interessants aan Vroons continuüm: het gaat kennelijk om een reeks toestanden van toenemende wakkerheid. En de meest wakkere toestand waartoe we in staat zijn, is dan die mystieke vereniging.
De botsing van ‘egotiek’ en ‘erotiek’
Dit mystieke één zijn is allerminst iets om bang voor te zijn – het is een bevrijding, ook van de angst voor de dood - en toch ‘grenst’ het EEG-golfpatroon van deze toestand aan dat van verlammende angst. Zó dicht liggen beide belevingen kennelijk bij elkaar. In beide toestanden is er overgave: bij verlammende angst waarschijnlijk omdat men niet anders kan (bijvoorbeeld omdat vluchten niet mogelijk is en vechten geen zin heeft) en in mystieke vereniging omdat men niet anders wil.
Het is heel menselijk en begrijpelijk dat we ons bewust of onbewust innerlijk verzetten tegen de intrede van zo’n bewustzijnstoestand. Het is, zou je in termen van Schuurman kunnen zeggen, de ultieme botsing tussen ‘egotiek’ en ‘erotiek’. Enerzijds staan we immers voor de opgave of opdracht om een individu te zijn, een min of meer zelfstandig persoon. Ons lichaam is ook ingesteld op handhaving van die zelfstandigheid. En anderzijds verlangen we naar verbinding en eenwording, het min of meer opgeven van dat zelfstandige. Als we elk egotisch motief diep loslaten (al is het maar voor een moment) komen we in een toestand die sterk op verlammende angst kan lijken – en ons daarom veelal afhoudt van volkomen overgave aan het erotische motief, zoals in de mystieke vereniging waarin het ego afwezig is en ons wezen wakker.
Vroons continuüm van hersen- en bewustzijnstoestanden geeft aan, wat de functie van ontspanningsoefeningen en meditatie kan zijn met het oog op dit dilemma. We kunnen geest, ziel en lichaam trainen in ontspanning en verstilling. Vanuit de toestand van hevige emoties of gespannen aandacht doen we dan als het ware eerst een paar stapjes terug: naar ‘ontspannen zijn’ en eventueel naar ‘bepaalde vormen van meditatieve trance’. Als we dan niet wegdromen of in slaap vallen, en wanneer ook ons lichaam went aan het rustig, verstild stromen en stralen van onze energieën, winnen we aan vertrouwen. Zo kan het loslaten zich verder verdiepen, zo ver dat het overgave wordt en we een soort sprong maken: voorbij de verlammende angst naar het grote ontwaken.
Er worden tegenwoordig veel hulpmiddelen aangeboden, en er zijn inderdaad meerdere wegen naar Rome. Maar niet àlle wegen leiden daarheen. Naar mijn gevoel gaan alleen bepaalde meditatieve wegen diep genoeg, met name benaderingen waarin lichaam en energiehuishouding worden ‘meegenomen’ in het proces van ontspannen, loslaten en verstillen. Het gaan van zo’n innerlijke weg vraagt om inzet, om toewijding aan ons Zelf. Maar het is veel waard als we van een leven vanuit eigenbelang - en de daarmee gepaard gaande angst - kunnen komen tot een leven vanuit liefde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten