maandag 16 juni 2008

HET VERDEELDE EN

HET VERENIGDE ZELF


Leven vanuit het midden


Door Peter Kampschuur


Spiritualiteit, wordt er vaak gezegd, heeft alles te maken met het verzoenen van de tegenstellingen in onszelf. We kunnen innerlijk verdeeld zijn of de tegenstellingen in onszelf met elkaar verenigen. Maar hoe doe je dat? Eén van de manieren om dat te beschrijven, is: door te leren leven vanuit ons midden. Het ademende midden, van waaruit lichaam, ziel en geest kunnen worden omgesmeed tot één onverdeeld geheel.

“Iedereen, zelfs het meest onbelichaamde individu, ervaart zich als onlosmakelijk vastzittend aan of in zijn lichaam,” stelt de anti-psychiater Ronald Laing in zijn beroemde boek Het verdeelde zelf. “In normale omstandigheden,” vervolgt hij, “voelt men zich levendig, wezenlijk en krachtig in de mate dat men het gevoel heeft dat het lichaam levendig, wezenlijk en krachtig is. De meeste mensen hebben het gevoel dat ze een aanvang hebben genomen toen hun lichaam een aanvang nam en dat het met hen afgelopen zal zijn wanneer hun lichaam sterft. We zouden kunnen zeggen dat een dergelijk iemand zich belichaamd voelt.”

Tegenover zo’n belichaamde persoon stelt Laing ‘het min of meer onbelichaamde zelf’, een zelfgevoel waarbij men het idee heeft, enigszins los van zijn lichaam te staan zodat het lichaam meer wordt gevoeld als één van de vele objecten in de wereld dan als de kern van het eigen wezen. Radicale splitsing van lichaam en zelf vindt Laing niet gezond; het kan leiden tot wat wel schizofrenie wordt genoemd, en waar hij op duidde met zijn term ‘het verdeelde zelf’.

De oorspronkelijke versie van Laings boek verscheen in 1971. Inmiddels heeft hij al jaren geen lichaam meer. En het kan zijn dat het met hemzelf nog niet is afgelopen – ’t is ook maar net, wat je onder ‘zelf’ verstaat - maar helaas zijn hier in dit ondermaanse veel van zijn inzichten in de vergetelheid geraakt. Natuurlijk hebben sinds zijn tijd steeds meer mensen, vooral ook buiten de psychiatrie, aan hun heel- en éénwording gewerkt. Maar nog altijd laat menigeen zijn of haar lichaam daarbij grotendeels buiten beschouwing. Zoals de cliënt die een poos geleden bij me binnenkwam en zei: “Het gaat vrij goed met me, maar helaas laat mijn lichaam me in de steek.” Ik vroeg me af hoe ik duidelijk moest maken dat het andersom was: het ging niet echt zo goed met haar, juist omdat zij haar lichaam in de steek had gelaten.


De meerdere lichamen

Wij zijn, zo lang we hier op aarde leven, inderdaad onlosmakelijk met ons lichaam verbonden. En het heeft geen enkele zin om dat te ontkennen. Het is niet nodig om te denken dat we alleen maar in het lichaam zitten – je kunt ervaren dat je er ook ruim omheen aanwezig bent. Maar de toestand waarin- en de plaats waarop het lichaam zich bevindt maken zóveel uit voor wat we ervaren, dat er alles voor te zeggen valt dat ‘de kern van het eigen wezen’ ergens in het lichaam zit. We zijn dus niet noodzakelijkerwijs (alleen maar) in het lichaam, maar we zijn er wel vanuit het lichaam.

Willen we ons bewust worden van onszelf, dan zouden we ons lichaam bewust moeten bewonen en goed moeten voelen wat erin gebeurt. Dat kan ons heel veel over onszelf vertellen, ook dingen waaraan we voorbijgaan wanneer we doen alsof we onbelichaamd zijn. De schaduw, de donkere, onbewuste kant van onszelf, slaat in het lichaam neer als verkramping, blokkades, eventueel ziekte. En als we werkelijk willen leven vanuit onze kern – die zich in het lichaam bevindt – dan moeten we dus goed in ons lijf thuis zijn.

Zo kunnen we ook van binnenuit ervaren dat we méérdere lichamen hebben: de aura’s, energievelden of bewustzijnslagen om het fysieke lichaam heen. Ons proces van heel- en eenwording vraagt om de stapsgewijze integratie van al die zijnsniveaus in onszelf. Meestal worden er zeven van die lagen onderscheiden, maar kortheidshalve kunnen we het een en ander samenvatten als een proces waarin lichaam, ziel en geest werkelijk een eenheid worden: het verenigde zelf.


Bewustzijnsverruiming is voelen

In allerlei benaderingen voor heel- en eenwording komt het lichaam er helaas bekaaid van af. Ik ken bijvoorbeeld mensen die al jarenlang aan yoga doen maar enorm in hun hoofd zitten terwijl ze koude, niet-doorleefde voeten hebben. Hun ego heeft al die tijd eigenlijk getracht, het lichaam te knechten. Wie het accent in zijn hoofd legt, hangt in feite overwegend buiten zijn lichaam: in de mentale laag, dat is al drie lagen van het fysieke lichaam af. Mediterenden die graag in hogere geestelijke regionen vertoeven, ervaren hun lichaam vaak als hindernis, of als een tegenstander die hen terugroept in de fysieke werkelijkheid.

Er zijn complete psychotherapeutische tradities en meditatiescholen die mensen eigenlijk alleen maar uit hun lijf trekken en hun heelwording dus bemoeilijken – voelt men zich beter, dan komt dat doordat men minder voelt. Veel mensen willen zich beter gaan voelen maar zonder beter te voelen! Hardnekkige intellectuelen kiezen helaas vaak een manier om aan zichzelf te werken, waarbij de kans groot is dat je in je hoofd blijven zitten, zoals psychosynthese, Zen of zijnsgeöriënteerde psychotherapie. Maar zo’n onlichamelijke – om niet te zeggen: anti-lichamelijke – houding kom je tegen in de beste spirituele en levensbeschouwelijke kringen, zelfs bij mensen die oprecht geïnteresseerd zijn in perspectieven op lichaam, ziel en geest als één geheel. Zulke perspectieven blijven toch vaak beperkt tot filosofie. Veel mensen blijven eigenlijk liever in hun hoofd zitten en vertikken het, eruit te komen om in hun hele lichaam aanwezig te zijn.

Men zegt dat zelfbewustwording en spiritualiteit alles te maken hebben met het verzoenen van de tegenstellingen in onszelf. Daar kunnen we uitgebreid over filosoferen maar dat zet geen zoden aan de dijk. Denken helpt niet. De belangrijkste innerlijke tegenstellingen laat je zodoende al gauw buiten schot: die tussen denken en voelen, lichaam en geest, het mannelijke en het vrouwelijke, bewust en onbewust, binnen en buiten, hemel en aarde, zijn en niets, individualiteit en eenheidsbewustzijn. Als het genoeg was om hierover anders te dènken, waren we allang op grote schaal verlicht. Maar bewustzijnsverruiming is in de eerste plaats een kwestie van voelen! Van aan den lijve ervaren, kortom.


Ons wezen woont in het bekken

Er is een plek in ons lichaam, van waaruit we al die verschillende kanten van onszelf met elkaar kunnen verbinden, verzoenen, in harmonie laten komen. Dat is niet het hart, hoewel dat ook een groot verenigend vermogen heeft – met name in het contact met anderen. De hartstreek (voor liefhebbers: het hartchakra) is echter alleen maar het midden van de bovenste lichaamshelft (tussen de drie onderste en de drie bovenste chakra’s in). Wanneer we hier het accent van ons bewustzijn leggen, nemen we nog niet het hele lichaam mee in ons proces van zuiveren, loslaten, bewustworden en opengaan. De kans is zelfs groot dat we emoties, instabiliteit maar ook verkrampingen in de borstkas verergeren door er met onze aandacht onzuivere energie naar te laten opstuwen, terwijl benen en voeten niet open zijn naar de aarde toe.

Die benen en voeten horen er ook bij. Het midden tussen top en teen ligt in de diepte van het bekken, bij het zwaartepunt van ons hele lichaam. We kunnen we ons daar ‘in laten zakken’, vanuit dit gebied ademen, leven, zijn. Dan kunnen hoofd, keel, hart, zonnevlecht en onderbuik vrij worden.

Door zo te ademen, verbindt het denkende ‘ik’ zich in de bekkenruimte met het diep-voelende Zelf, ons wezen, het oorspronkelijke kind in ons. Het wordt je thuis, de plek waar je altijd in jezelf geborgen bent. Het ‘ik’ bezet de ruimte van het mystieke hart niet langer; vanuit het ademende midden kunnen we leren, ons hele lichaam bewust te bewonen en alles wat er niet in ons thuishoort los te laten, door de benen en voeten de aarde in. Langzaam maar zeker ga je merken dat de huid geen grens om je heen is. We gaan open tussen aarde en hemel, en zo kunnen we onszelf gaan ervaren als energie, of als warm doorstraalde ruimte.

De bekkenruimte wordt soms aangeduid als het ‘hara’-gebied maar het gaat om een plaats die nog dieper ligt dan het z.g. ‘hara-punt’ (ter hoogte van drie dwarsgehouden vingers onder de navel). Die nog diepere plek staat bekend als het ‘chi-punt’, of, zoals Hetty Draayer het noemt, het ‘kosmisch oog’ (drie vingers breed boven het schaambeen). Dat is echt nog een verdieping dieper. Probeert u eens, van hieruit in te ademen en vervolgens rustig helemaal uit te ademen en met uw aandacht mee te gaan terwijl u het stromen van uw energie voelt door benen en voeten. Er kunnen weerstanden zijn maar ook daar valt doorheen te ademen, en dan wordt het mogelijk om terug te keren in de eenheid van alle dingen.


Het lichaam als hulp

Vanuit dit ademende midden is mijn perspectief op mezelf, op het leven, op alles ingrijpend veranderd. Het vraagt jarenlang oefenen en loslaten, en de bereidheid, jezelf werkelijk onder ogen te zien – inclusief verdrongen bewustzijnsinhoud. Maar vroeg of laat kan de ontdekking volgen, dat je de polariteiten van het leven in deze wereld kunt erkennen zonder in dualisme te blijven steken. Vanuit dit midden vormen veel polen in ons lijfelijk bestaan een eenheid: ‘boven’ en ‘beneden’ (hemel en aarde), ‘binnen’ en ‘buiten’, voor en achter, rechts en links. Want vanuit het midden kun je je aanwezigheid overal ervaren, waar je waarneemt. Vervolgens gaat het erom, overal - in het hele lichaam en wijd daaromheen - in gelijke mate aanwezig te zijn.

Door te leren omgaan met de energieën in, door en om ons lichaam kunnen we ook het mannelijke en het vrouwelijke in onszelf tot eenheid laten komen. In een bepaald opzicht vallen deze aspecten samen met de rechter en linker lichaamshelft. De tegenstelling tussen ‘bewust’ en ‘onbewust’ vinden we eveneens in ons lichaam terug, onder meer als een voelbaar verschil in ‘doorleefdheid’ tussen de voorzijde van het lichaam en de achterkant. De voorkant tonen we zowel aan anderen als aan onszelf méér dan de achterkant, waar vaak veel verdrongen materiaal wordt vastgehouden. We leven als het ware naar voren toe maar zonder echt los te laten wat achter ons ligt.

Dat kan allemaal anders, als we ons bewust worden van de manier waarop we omgaan met lichaam en energie – met name ook de subtielere energieën van de ziel. Het lichaam wordt zodoende een enorme hulp in ons proces van bewustwording: een bron van zelfkennis, een gids en leidraad. Het is een prachtig instrument om in deze wereld waar te nemen en te handelen. We kunnen dit instrument zelfs nog zuiveren en verfijnen door aan onszelf te werken. En zoals een meubelmaker onlangs zei: goed gereedschap is alles.

Als ons ego niet langer van het lichaam vervreemd is en we werkelijk een eenheid van lichaam, ziel en geest worden, kunnen we ontdekken dat we ook de Eenheid van lichaam, ziel en geest zijn. Microkosmos en macrokosmos. De laatste tegenstelling blijft die tussen individualiteit en eenheidsbewustzijn – maar dat is een schijnbare, een paradox. Er is er maar Eén, en die zijn wij allemaal: het verenigde Zelf.

Geen opmerkingen: