zaterdag 28 juni 2008
Zelfrealisatie als fopspeen
Lees verder in Sfinx, jaargang 37, nr 2. Losse nummers zijn te bestellen via tel. 035 - 6479845 of per mail: sfinx@wxs.nl (Men kan zich ook abonneren).
vrijdag 20 juni 2008

Het begrip ‘Graal’ is ons overgeleverd op basis van middeleeuwse legenden en romantische ridderverhalen. Onder invloed van het boek De Da Vinci Code schieten er de laatste jaren nieuwe verhalen over de graal als paddestoelen uit de grond, terwijl oude visies van diverse esoterische tradities weer worden afgestoft en naar voren gebracht. Op internet is een uitgebreide en bonte mengeling van zin en onzin over de graal te vinden.
Volgens sommige verhalen gaat het bij de heilige graal om de beker of kelk waaruit Jezus en zijn discipelen tijdens het Laatste Avondmaal de wijn dronken die ‘zijn bloed was’; anderen beweren dat het gaat om de beker waarin zijn bloed werd opgevangen toen hij gekruisigd was. In de discussie die hierover al eeuwen wordt gevoerd, is ook een compromis voorgesteld: het zou de avondmaal-beker zijn geweest, waarin Jezus’ bloed werd opgevangen. Maar de waarheid kan geen compromis zijn.
Sommige graalverhalen hebben hun waarde en er is wat voor te zeggen om spiritualiteit te omschrijven als het ‘zoeken naar de graal’ (nog even afgezien van de vraag, wat de term ‘zoeken’ dan inhoudt). De symboliek van de heilige graal kan natuurlijk alleen wat betekenen als zij verwijst naar iets van innerlijke aard. In de oude Westerse alchemie en spirituele bewegingen als die van de Rozenkruisers en de Antroposofie is bijvoorbeeld altijd al begrepen dat deze symboliek verwijst naar een proces van innerlijke transformatie.
Daar tegenover staan de vele verhalen die slechts aansporen tot een zoektocht naar een materiële graal in de buitenwereld. Veel modieuze verhalen zijn te herleiden tot de bestseller Het heilige bloed en de heilige graal van M. Bagent, R. Leigh en H. Lincoln. Vooral op basis van dit boek heeft het misverstand om zich heen gegrepen, dat ‘het’ graalverhaal eigenlijk gaat over een nakomeling die Jezus zou hebben verwekt bij Maria Magdalena. Een variant op dit idee is dat de graal Maria’s bekken zou zijn.
Op 30 maart j.l. heb ik op het Theosofisch Centrum in Naarden (onder auspiciën van de werkgroep De nieuwe mens) een lezing gegeven over de vraag of we voorbij alle mystificaties, intriges en commercie werkelijk een heilige graal in onszelf kunnen vinden. Niet bij wijze van spreken, niet ‘alleen maar als symbool’ of als metafoor voor de reis van de ziel, maar letterlijk als een vorm in ons lichaam en energieveld: een schaal of kelk van licht met een helende en transformerende werking. En dan niet als zelfbedachte uitvinding maar als iets wat behoort tot de heilige geometrie, de oerprincipes van schepping en transformatie.
Het is de vraag naar de echte graal, die als aanleg in ons energielichaam is gecodeerd en tot leven komt door oefening en meditatie. In eerste instantie is de graal een energievorm in het bekken, een schaal van licht, mèt zijn aarding door benen en voeten heen (de ‘voet’ van de graal; zie de illustratie).
Deze visie is gebaseerd op de inwijdingsweg die Hetty Draayer heeft doorgegeven. Ademend vanuit deze graal gaan we open tussen ‘aarde’ en ‘hemel’, en komen we tot bewust- en eenwording. De eerste vorm van de graal wordt door oefening en meditatie nog een aantal malen getransformeerd. Dit transformatieproces leidt inderdaad tot een geboorte, niet van een kind van vlees en bloed maar de ‘tweede’ of ‘geestelijke geboorte’. In de esoterische christelijke traditie staat deze geboorte bekend als die van ‘het Christuskind in ons mystieke hart’.
De lezing De echte graal, in onszelf bestaat uit een toelichting op een aantal foto’s en tekeningen die erbij getoond worden. In Naarden werd na de lezing ook een meditatieve visualisatie-oefening aangereikt, waardoor men de eerste vorm van de graal in zichzelf kon voelen.
Er bestaat tot nog toe geen tekst van de lezing, maar ik zou dit graalverhaal met liefde ook elders komen vertellen.
Hoewel er ook plannen zijn voor een graal-cursus waarin wordt geoefend en gemediteerd op basis van bovenstaande inzichten, is het vinden van de graal in onszelf uiteraard primair een individuele aangelegenheid. Zo'n cursus is vooral een ondersteuning voor ieders persoonlijke transformatieproces. Alleen wie de graal niet langer buiten zichzelf zoekt, kan hem in zichzelf vinden.
woensdag 18 juni 2008
![]() |
Mijn collega 'anger management therapist' Jack Nicholson (links)aan het werk |
Door steeds weer los te laten kun je misschien zelfs om je eigen boosheid lachen. En lukt dat nog niet, kijk dan eens op You Tube hoe Jack Nicholson als 'anger management therapist' zijn cliënt leert omgaan met boosheid (diverse video's, steekwoord Anger Management). Mag ook nu al, natuurlijk. Maar stop er niks mee weg - laat liever los.
dinsdag 17 juni 2008

maandag 16 juni 2008
De Nieuwe Mens
Een van de eerste leraren die Zen naar het Westen brachten, Karlfried Graf Dürckheim, had een veel mooiere visie op het nieuwe mens-zijn. Hij schreef: 'Meditatie beoogt de fundamentele verandering van onszelf: waar het om gaat in het initiatisch proces is de transformatie van de overwegend op de begrensde wereld afgestemde mens (die voor een groot deel onbewust leeft vanuit zijn natuurlijke opwellingen en verlangens) in de nieuwe mens, die bewust in zijn Wezen is verankerd en in staat is hieraan in vrijheid uitdrukking te geven in de wereld, door de manier waarop hij van binnenuit weet, vormgeeft en liefheeft.'*
Die nieuwe mens wordt hier steeds bedoeld, ook als deze omschrijving wordt samengevat als 'een bewust en vrij mens'.
* K. von Dürckheim, Meditatie - doel en weg. Ankh-Hermes, Deventer, 1981
HET VERDEELDE EN
HET VERENIGDE ZELF
Leven vanuit het midden
Door Peter Kampschuur
Spiritualiteit, wordt er vaak gezegd, heeft alles te maken met het verzoenen van de tegenstellingen in onszelf. We kunnen innerlijk verdeeld zijn of de tegenstellingen in onszelf met elkaar verenigen. Maar hoe doe je dat? Eén van de manieren om dat te beschrijven, is: door te leren leven vanuit ons midden. Het ademende midden, van waaruit lichaam, ziel en geest kunnen worden omgesmeed tot één onverdeeld geheel.
Tegenover zo’n belichaamde persoon stelt Laing ‘het min of meer onbelichaamde zelf’, een zelfgevoel waarbij men het idee heeft, enigszins los van zijn lichaam te staan zodat het lichaam meer wordt gevoeld als één van de vele objecten in de wereld dan als de kern van het eigen wezen. Radicale splitsing van lichaam en zelf vindt Laing niet gezond; het kan leiden tot wat wel schizofrenie wordt genoemd, en waar hij op duidde met zijn term ‘het verdeelde zelf’.
De oorspronkelijke versie van Laings boek verscheen in 1971. Inmiddels heeft hij al jaren geen lichaam meer. En het kan zijn dat het met hemzelf nog niet is afgelopen – ’t is ook maar net, wat je onder ‘zelf’ verstaat - maar helaas zijn hier in dit ondermaanse veel van zijn inzichten in de vergetelheid geraakt. Natuurlijk hebben sinds zijn tijd steeds meer mensen, vooral ook buiten de psychiatrie, aan hun heel- en éénwording gewerkt. Maar nog altijd laat menigeen zijn of haar lichaam daarbij grotendeels buiten beschouwing. Zoals de cliënt die een poos geleden bij me binnenkwam en zei: “Het gaat vrij goed met me, maar helaas laat mijn lichaam me in de steek.” Ik vroeg me af hoe ik duidelijk moest maken dat het andersom was: het ging niet echt zo goed met haar, juist omdat zij haar lichaam in de steek had gelaten.
De meerdere lichamen
Wij zijn, zo lang we hier op aarde leven, inderdaad onlosmakelijk met ons lichaam verbonden. En het heeft geen enkele zin om dat te ontkennen. Het is niet nodig om te denken dat we alleen maar in het lichaam zitten – je kunt ervaren dat je er ook ruim omheen aanwezig bent. Maar de toestand waarin- en de plaats waarop het lichaam zich bevindt maken zóveel uit voor wat we ervaren, dat er alles voor te zeggen valt dat ‘de kern van het eigen wezen’ ergens in het lichaam zit. We zijn dus niet noodzakelijkerwijs (alleen maar) in het lichaam, maar we zijn er wel vanuit het lichaam. Willen we ons bewust worden van onszelf, dan zouden we ons lichaam bewust moeten bewonen en goed moeten voelen wat erin gebeurt. Dat kan ons heel veel over onszelf vertellen, ook dingen waaraan we voorbijgaan wanneer we doen alsof we onbelichaamd zijn. De schaduw, de donkere, onbewuste kant van onszelf, slaat in het lichaam neer als verkramping, blokkades, eventueel ziekte. En als we werkelijk willen leven vanuit onze kern – die zich in het lichaam bevindt – dan moeten we dus goed in ons lijf thuis zijn.
Zo kunnen we ook van binnenuit ervaren dat we méérdere lichamen hebben: de aura’s, energievelden of bewustzijnslagen om het fysieke lichaam heen. Ons proces van heel- en eenwording vraagt om de stapsgewijze integratie van al die zijnsniveaus in onszelf. Meestal worden er zeven van die lagen onderscheiden, maar kortheidshalve kunnen we het een en ander samenvatten als een proces waarin lichaam, ziel en geest werkelijk een eenheid worden: het verenigde zelf.
Bewustzijnsverruiming is voelen
In allerlei benaderingen voor heel- en eenwording komt het lichaam er helaas bekaaid van af. Ik ken bijvoorbeeld mensen die al jarenlang aan yoga doen maar enorm in hun hoofd zitten terwijl ze koude, niet-doorleefde voeten hebben. Hun ego heeft al die tijd eigenlijk getracht, het lichaam te knechten. Wie het accent in zijn hoofd legt, hangt in feite overwegend buiten zijn lichaam: in de mentale laag, dat is al drie lagen van het fysieke lichaam af. Mediterenden die graag in hogere geestelijke regionen vertoeven, ervaren hun lichaam vaak als hindernis, of als een tegenstander die hen terugroept in de fysieke werkelijkheid.
Er zijn complete psychotherapeutische tradities en meditatiescholen die mensen eigenlijk alleen maar uit hun lijf trekken en hun heelwording dus bemoeilijken – voelt men zich beter, dan komt dat doordat men minder voelt. Veel mensen willen zich beter gaan voelen maar zonder beter te voelen! Hardnekkige intellectuelen kiezen helaas vaak een manier om aan zichzelf te werken, waarbij de kans groot is dat je in je hoofd blijven zitten, zoals psychosynthese, Zen of zijnsgeöriënteerde psychotherapie. Maar zo’n onlichamelijke – om niet te zeggen: anti-lichamelijke – houding kom je tegen in de beste spirituele en levensbeschouwelijke kringen, zelfs bij mensen die oprecht geïnteresseerd zijn in perspectieven op lichaam, ziel en geest als één geheel. Zulke perspectieven blijven toch vaak beperkt tot filosofie. Veel mensen blijven eigenlijk liever in hun hoofd zitten en vertikken het, eruit te komen om in hun hele lichaam aanwezig te zijn.
Men zegt dat zelfbewustwording en spiritualiteit alles te maken hebben met het verzoenen van de tegenstellingen in onszelf. Daar kunnen we uitgebreid over filosoferen maar dat zet geen zoden aan de dijk. Denken helpt niet. De belangrijkste innerlijke tegenstellingen laat je zodoende al gauw buiten schot: die tussen denken en voelen, lichaam en geest, het mannelijke en het vrouwelijke, bewust en onbewust, binnen en buiten, hemel en aarde, zijn en niets, individualiteit en eenheidsbewustzijn. Als het genoeg was om hierover anders te dènken, waren we allang op grote schaal verlicht. Maar bewustzijnsverruiming is in de eerste plaats een kwestie van voelen! Van aan den lijve ervaren, kortom.
Ons wezen woont in het bekken
Die benen en voeten horen er ook bij. Het midden tussen top en teen ligt in de diepte van het bekken, bij het zwaartepunt van ons hele lichaam. We kunnen we ons daar ‘in laten zakken’, vanuit dit gebied ademen, leven, zijn. Dan kunnen hoofd, keel, hart, zonnevlecht en onderbuik vrij worden.
Door zo te ademen, verbindt het denkende ‘ik’ zich in de bekkenruimte met het diep-voelende Zelf, ons wezen, het oorspronkelijke kind in ons. Het wordt je thuis, de plek waar je altijd in jezelf geborgen bent. Het ‘ik’ bezet de ruimte van het mystieke hart niet langer; vanuit het ademende midden kunnen we leren, ons hele lichaam bewust te bewonen en alles wat er niet in ons thuishoort los te laten, door de benen en voeten de aarde in. Langzaam maar zeker ga je merken dat de huid geen grens om je heen is. We gaan open tussen aarde en hemel, en zo kunnen we onszelf gaan ervaren als energie, of als warm doorstraalde ruimte.
De bekkenruimte wordt soms aangeduid als het ‘hara’-gebied maar het gaat om een plaats die nog dieper ligt dan het z.g. ‘hara-punt’ (ter hoogte van drie dwarsgehouden vingers onder de navel). Die nog diepere plek staat bekend als het ‘chi-punt’, of, zoals Hetty Draayer het noemt, het ‘kosmisch oog’ (drie vingers breed boven het schaambeen). Dat is echt nog een verdieping dieper. Probeert u eens, van hieruit in te ademen en vervolgens rustig helemaal uit te ademen en met uw aandacht mee te gaan terwijl u het stromen van uw energie voelt door benen en voeten. Er kunnen weerstanden zijn maar ook daar valt doorheen te ademen, en dan wordt het mogelijk om terug te keren in de eenheid van alle dingen.
Het lichaam als hulp
Vanuit dit ademende midden is mijn perspectief op mezelf, op het leven, op alles ingrijpend veranderd. Het vraagt jarenlang oefenen en loslaten, en de bereidheid, jezelf werkelijk onder ogen te zien – inclusief verdrongen bewustzijnsinhoud. Maar vroeg of laat kan de ontdekking volgen, dat je de polariteiten van het leven in deze wereld kunt erkennen zonder in dualisme te blijven steken. Vanuit dit midden vormen veel polen in ons lijfelijk bestaan een eenheid: ‘boven’ en ‘beneden’ (hemel en aarde), ‘binnen’ en ‘buiten’, voor en achter, rechts en links. Want vanuit het midden kun je je aanwezigheid overal ervaren, waar je waarneemt. Vervolgens gaat het erom, overal - in het hele lichaam en wijd daaromheen - in gelijke mate aanwezig te zijn.
Door te leren omgaan met de energieën in, door en om ons lichaam kunnen we ook het mannelijke en het vrouwelijke in onszelf tot eenheid laten komen. In een bepaald opzicht vallen deze aspecten samen met de rechter en linker lichaamshelft. De tegenstelling tussen ‘bewust’ en ‘onbewust’ vinden we eveneens in ons lichaam terug, onder meer als een voelbaar verschil in ‘doorleefdheid’ tussen de voorzijde van het lichaam en de achterkant. De voorkant tonen we zowel aan anderen als aan onszelf méér dan de achterkant, waar vaak veel verdrongen materiaal wordt vastgehouden. We leven als het ware naar voren toe maar zonder echt los te laten wat achter ons ligt.
Dat kan allemaal anders, als we ons bewust worden van de manier waarop we omgaan met lichaam en energie – met name ook de subtielere energieën van de ziel. Het lichaam wordt zodoende een enorme hulp in ons proces van bewustwording: een bron van zelfkennis, een gids en leidraad. Het is een prachtig instrument om in deze wereld waar te nemen en te handelen. We kunnen dit instrument zelfs nog zuiveren en verfijnen door aan onszelf te werken. En zoals een meubelmaker onlangs zei: goed gereedschap is alles.
Als ons ego niet langer van het lichaam vervreemd is en we werkelijk een eenheid van lichaam, ziel en geest worden, kunnen we ontdekken dat we ook de Eenheid van lichaam, ziel en geest zijn. Microkosmos en macrokosmos. De laatste tegenstelling blijft die tussen individualiteit en eenheidsbewustzijn – maar dat is een schijnbare, een paradox. Er is er maar Eén, en die zijn wij allemaal: het verenigde Zelf.
zondag 15 juni 2008
Tijdschrift Prana over 'The Secret'
Van harte aanbevolen.

HOU JE HART NIET VAST
Over angst, liefde en wakker worden
Door Peter Kampschuur
Een beroemde en al vaak geciteerde uitspraak van de Amerikaanse psychiater Jerry Jampolsky luidt: 'Liefde is angst laten varen'. Daar zit veel in. Angst is in zoverre het tegenovergestelde van liefde dat het één leidt tot afzondering, in je schulp kruipen, vluchten, of tot vechten - terwijl het andere leidt tot opengaan, verbinden, verenigen: één worden. Menigeen kent de ervaring dat vrijheid, innerlijke vrede, de bodem is waarop liefde bloeit. Wie maar diep genoeg los laat en innerlijk stil wordt, kan merken dat er iets warms en milds in zichzelf begint te stralen. Het is er eigenlijk de hele tijd, als een alomtegenwoordige energie die er alleen maar op lijkt te wachten tot wij voor haar opengaan en zij ook van ons kan uitstralen. Gebeurt dat eenmaal, dan is dat op zich ook een bevrijdende ervaring.
In het boek De angst voorbij van Mary C. Nelson zegt de Tolteekse sjamaan Miguel Ruiz zelfs dat liefde gewoon in de lucht zit, die we inademen: ‘Die gave van liefde vult je hele wezen wanneer je in iedere cel van je lichaam, in iedere emotie en in ieder lichtdeeltje dat jou creëert met vol bewustzijn ademt.’
Maar zolang er angst in ons is, zijn we niet vrij. Niet vrij om toe te laten en niet vrij om uit te stralen. Naar mijn ervaring moeten we, om diep genoeg los te laten – of het nu gaat om angst of om wat dan ook - vooral diep genoeg in onszelf kijken, waarnemen, voelen. Het is bijvoorbeeld niet genoeg om op een bepaald moment in ons gewone waakbewustzijn, onze alledaagse bewustzijnstoestand, vrij van angst te zijn. Want we houden er een enorm onbewuste op na, van waaruit allerlei angsten ons altijd weer kunnen overrompelen, al dan niet gepaard gaand met defensieve en agressieve impulsen.
Met een variant op de zin ‘how deep is your love?’ zouden we dan ook kunnen vragen: ‘how deep is your introspection?’ Ooit vroeg ik tijdens een interview voor een tijdschrift aan J. Krishnamurti, of hij ook niet vindt dat we van onszelf moeten houden. Hij antwoordde: ‘Onszelf kènnen, stel dat maar voorop. Die liefde komt dan vanzelf wel.’
Angst voor wat er niet is
Als we zeggen dat angst het tegenovergestelde van liefde is, of liefde althans belemmert, over wat voor angst hebben we het dan?
Het gaat, geloof ik, niet om de acute angst die we bijvoorbeeld als voetganger voelen wanneer er bij het oversteken van een straat opeens een hoge snelheidsbrommer aankomt. Een schrikreactie is dan nuttig, de opgewekte adrenaline doet ons het vege lijf in veiligheid brengen. En dan is de kous weer af – tenzij we erover dóór-emmeren en het een en ander niet loslaten. Ik heb diverse mensen ontmoet, die bang werden nadat er in hun huis was ingebroken. Het hielp niet als ik zei dat dit de kans op een nieuwe inbraak eerder verkleinde dan vergrootte. Nee, ‘het was het idéé’.
Het is een gekke paradox, maar om een lang verhaal kort te maken: de angst die onze liefde blokkeert, is eerder een angst voor wat er niet is dan voor wat er wel is. We lijden vooral onder neurotische angst, ons ingegeven door wat we bewust en onbewust denken, vaak op grond van wat we eerder hebben beleefd. Het is angst voor wat er misschien, eventueel, desnoods of ‘in het geval dat…’ zou kùnnen gebeuren. Als we ons hart chronisch vasthouden, raakt het versteend en kan daar geen liefde stralen.
Angst zaait niet alleen verdeeldheid tussen mensen maar in de eerste plaats in lichaam, ziel en geest van de angstige persoon zelf. Angst verscheurt ons, maakt ons tot vat vol tegenstrijdigheden, doet ons verkrampen en verharden, afweren, tegenhouden, hechten aan de status quo en die zelfs verdedigen zonder dat we daarmee gelukkig worden.
Vrijheid vàn- en niet vóór het ego
We kunnen er niet onder uit: het is niet genoeg om specifieke angsten te laten varen, we moeten een diepgaand proces van loslaten en transformatie aangaan. We kunnen onze angsten bezweren, temperen, binnen de perken houden door rationeel te denken en een zo gunstig mogelijke draai aan ons leven te geven, maar we worden alleen vrij van angst als we onszelf ten diepste onder ogen zien en ook de meest onbewuste, diep in ons lichaam weggestopte spanningen en verkrampingen leren loslaten. Pas zo worden we een vrij mens, iemand die werkelijk in staat is tot liefhebben.
Misschien is de hamvraag dan, wat vrijheid is. ‘Vrij zijn’, dat lijkt iedereen wel te willen. Maar de moeilijkheid is, wat Leo Hartong in zijn boek Ontwaken in de droom zo formuleert: ‘het gaat om bevrijd te zijn van het ego en niet om vrijheid voor het ego’. En wie wil die vrijheid? Wie wil zo diep loslaten en het leven zo onbevangen in zich toelaten dat z’n wezen ‘vrij komt uit de greep van het ik’ – om het in termen van C.J. Schuurman te zeggen?
Deze overgave is een opgave. In ieders leven kan een moment aanbreken, waarop we tegelijk helder wakker en diep ontspannen zijn – dat is beide nodig voor die overgave – maar er kan ook een heel leven voorbijgaan terwijl we te bang, te agressief, te moe en te gestresst blijven tot er pas aan het eind onvermijdelijk overgave volgt, en dan misschien onbewust. Daarom is training in loslaten, ontspannen en het ordenen van je energiehuishouding zinvoller dan niets doen en wachten tot de zegen vanzelf van boven komt.
Het is wat mij betreft dan ook jammer dat er de laatste tijd met enige regelmaat boeken van zogenaamde ‘Zelfgerealiseerden’ verschijnen, waarin zij afraden om aan jezelf te werken. De ‘verlichting’ waar ze van reppen, valt niet door het ‘ik’ te bewerkstelligen, dat is een waarheid als een koe. Maar deze lieden zullen ons evenmin naar die verlichting kunnen praten. Hun boeken en praatjes houden hun publiek in het hoofd, in het denkende ‘ik’ dat net zo zou willen zijn als zij terwijl dat maar niet lijkt te lukken.
Het continuüm van bewustzijnstoestanden
We moeten wel degelijk aan onszelf werken – niet aan ons ‘ik’ maar aan bewustwording en genezing, en aan onze energiehuishouding die ons daartoe in staat stelt. Niet om iets of iemand anders te worden dan we werkelijk zijn maar om alle flauwekul los te laten, zodat het Zelf tot vrije expressie kan komen.
Er is een merkwaardig gegeven dat nog eens extra duidelijk maakt, hoe angst en innerlijke vrijheid als het ware naast elkaar liggen – alsof beide bewustzijns- en gemoedstoestanden slechts door een flinterdunne lijn van elkaar gescheiden zijn. Uit onderzoek naar bewustzijnstoestanden blijkt dat het gebruikelijke onderscheid tussen slapen, waken en dromen veel te grof is (zoals men in min of meer spirituele kringen al veel langer zegt). De psycholoog Piet Vroon presenteerde in 1988 op een congres van de stichting Skepsis een ‘continuüm’ van verschillende EEG-frequenties, uiteenlopende energietoestanden van de hersenen naargelang van de bewustzijnstoestand waarin de persoon zich bevindt. Deze oplopende reeks omvat: coma, bewusteloosheid, diepe slaap, droomslaap, bepaalde vormen van meditatieve trance, ontspannen zijn, gespannen aandacht, hevige emoties, verlammende angst en tenslotte, in de woorden van Vroon: “een zogenaamde mystieke kramp waarbij men zich niet kan bewegen en de wereld beleeft als één geheel, een oceaan of een ongedifferentieerde ‘oersoep’.”
Op grond van mijn persoonlijke ervaringen zie ik weinig reden om in dat laatste geval van een ‘kramp’ te spreken. Het was ook niet zo dat ik me in die toestand niet kòn bewegen - ik verroerde me gewoon niet omdat ik niets anders wilde dan me diep ontspannen en stil zijn. Mijn lichaam was niet verkrampt maar ontkrampt. Voor mijn gevoel is deze beleving dan ook geen toestand van onvrijheid maar juist van opperste vrijheid - zelfs van bevrijd zijn van m’n ‘ik’, want er was even helemaal geen ‘ik-gevoel’. Het gaf een gevoel van opgenomen zijn in iets levends wat sacraal is, numineus, en ik zou dit dan ook evenmin beschrijven als ‘oersoep’.
Intussen is er iets heel interessants aan Vroons continuüm: het gaat kennelijk om een reeks toestanden van toenemende wakkerheid. En de meest wakkere toestand waartoe we in staat zijn, is dan die mystieke vereniging.
De botsing van ‘egotiek’ en ‘erotiek’
Dit mystieke één zijn is allerminst iets om bang voor te zijn – het is een bevrijding, ook van de angst voor de dood - en toch ‘grenst’ het EEG-golfpatroon van deze toestand aan dat van verlammende angst. Zó dicht liggen beide belevingen kennelijk bij elkaar. In beide toestanden is er overgave: bij verlammende angst waarschijnlijk omdat men niet anders kan (bijvoorbeeld omdat vluchten niet mogelijk is en vechten geen zin heeft) en in mystieke vereniging omdat men niet anders wil.
Het is heel menselijk en begrijpelijk dat we ons bewust of onbewust innerlijk verzetten tegen de intrede van zo’n bewustzijnstoestand. Het is, zou je in termen van Schuurman kunnen zeggen, de ultieme botsing tussen ‘egotiek’ en ‘erotiek’. Enerzijds staan we immers voor de opgave of opdracht om een individu te zijn, een min of meer zelfstandig persoon. Ons lichaam is ook ingesteld op handhaving van die zelfstandigheid. En anderzijds verlangen we naar verbinding en eenwording, het min of meer opgeven van dat zelfstandige. Als we elk egotisch motief diep loslaten (al is het maar voor een moment) komen we in een toestand die sterk op verlammende angst kan lijken – en ons daarom veelal afhoudt van volkomen overgave aan het erotische motief, zoals in de mystieke vereniging waarin het ego afwezig is en ons wezen wakker.
Vroons continuüm van hersen- en bewustzijnstoestanden geeft aan, wat de functie van ontspanningsoefeningen en meditatie kan zijn met het oog op dit dilemma. We kunnen geest, ziel en lichaam trainen in ontspanning en verstilling. Vanuit de toestand van hevige emoties of gespannen aandacht doen we dan als het ware eerst een paar stapjes terug: naar ‘ontspannen zijn’ en eventueel naar ‘bepaalde vormen van meditatieve trance’. Als we dan niet wegdromen of in slaap vallen, en wanneer ook ons lichaam went aan het rustig, verstild stromen en stralen van onze energieën, winnen we aan vertrouwen. Zo kan het loslaten zich verder verdiepen, zo ver dat het overgave wordt en we een soort sprong maken: voorbij de verlammende angst naar het grote ontwaken.
Er worden tegenwoordig veel hulpmiddelen aangeboden, en er zijn inderdaad meerdere wegen naar Rome. Maar niet àlle wegen leiden daarheen. Naar mijn gevoel gaan alleen bepaalde meditatieve wegen diep genoeg, met name benaderingen waarin lichaam en energiehuishouding worden ‘meegenomen’ in het proces van ontspannen, loslaten en verstillen. Het gaan van zo’n innerlijke weg vraagt om inzet, om toewijding aan ons Zelf. Maar het is veel waard als we van een leven vanuit eigenbelang - en de daarmee gepaard gaande angst - kunnen komen tot een leven vanuit liefde.
zaterdag 14 juni 2008
STROMEN OF STAGNEREN
Al wat leeft is energie. Door te voelen dat wij zelf ook energie zijn, kunnen we onze primaire weerstand laten varen: die tegen het één zijn met het universele energieveld, de kosmische zee. Zo kunnen we ons bewust worden van ons ware zelf - het onbegrensde Zijn.
Door Peter Kampschuur
Soms hebben we, met name sinds hij op een interconfessionele basisschool zit, een kort maar krachtig 'theologisch' gesprek. Zo zei hij een half jaar eerder, toen hij nog zes was: ‘Weet je wat ik denk? Dat ik half God ben, en half mens.’ ‘Dat klopt,’ zei ik ook toen. ’t Lijkt me van essentieel belang om zo’n visie onvoorwaardelijk te bevestigen. Wat mij betreft had het ook helemáál God en helemaal mens mogen zijn, of een andere verhouding van deze twee aspecten tot elkaar, maar met een kind dat een diep religieus inzicht verwoordt ga je niet delibereren over percentages of verhoudingen. Zo’n inzicht laat je heel, en het kind ook. Terwijl theologen vechtend over straat rollen als het gaat om de vraag of Jezus misschien toch alleen maar mens was, kan een kind op de andere oplossing voor die kwestie komen: niet alleen Jezus is God èn mens, wij zijn dat allemaal.
Meebewegen met het vloeiende heden
Arthur heeft nog een ademende huid, zijn huid is geen grens om hem heen maar laat energie toe en straalt energie uit. Hij bevindt zich nog in de natuurlijke, stromende staat van zijn. Dat wil niet eens zeggen dat hij nooit weerstanden heeft. Moet je hem eens vragen of hij meegaat boodschappen doen terwijl hij naar één van zijn favoriete TV-programma’s kijkt! Maar doorgaans staakt hij zijn verzet zodra het zinloos blijkt. De boodschappen moeten gedaan en van alleen thuis blijven kan geen sprake zijn. Dat idee laat hij dan weer los, om opnieuw ‘mee te bewegen met het vloeiende heden’, zoals mijn meditatieleraar dat noemt.
Deden we dat allemaal maar: meebewegen met het vloeiende heden. Dan konden we het gevoel bewaren dat we half God en half mens zijn – of zoiets, ongeveer. We mogen uiteraard, net als een kind, alles voelen wat er te voelen valt. Blijdschap, woede, verdriet, lust en onlust, noem maar op. Maar wat zou het fijn zijn als we dat allemaal ook zo gauw mogelijk weer loslieten, zoals Jantje huilt en lacht. In plaats daarvan houden we onze energie vast, zodat de energiekanalen van ons lichaam stagneren en we verstarren in een bepaalde manier om onszelf te beleven – gepaard gaand met een vaak onwrikbare opvatting omtrent onszelf, omtrent wat we wel en niet willen voelen, moeten doen, denken en zijn.
De primaire weerstand
Alles wat we ervaren, hangt er vanaf hoe onze energie stroomt en straalt, of stagneert. Alles wat we ervaren is ook energie. We leven in een kosmische zee van energie. Materie is energie; wij zijn zelf ook energie. Mijn zoon verkeert nog in een zelfbeleving waarbij er zich binnen de eenheid van zelf en wereld, binnen die zee van energie, een ‘ik’ begint te onderscheiden. Het benieuwt me of het ook op afscheiden zal uitdraaien, op de inperking van zichzelf die leidt tot het gevoel, een geheel apart ‘ik, hier binnen’ te zijn – binnen in zijn lichaam, of misschien alleen maar in zijn hoofd. Moet de druppel zich buiten de oceaan gaan voelen?
Zo heb ik mezelf wel lange tijd beleefd en het heeft me jaren van meditatieve ontspanningsoefeningen gekost om mijn energie weer zo te laten stromen en stralen dat ik terugkwam in de Eenheid, me weer voelde opgenomen in die zee. Tegenwoordig kun je veel lezen over zelfbewustwording en eenwording, maar dat dat een kwestie van voelen is, wordt vaak genegeerd. En alles wat we voelen, is energie. Zonder energie geen gevoel – dat is nog eens wat anders dan ‘Ohne Phosphor kein Gedanken’.
In zijn prachtige boek Zonder grenzen noemt Ken Wilber het gevoel dat je een apart zelf ‘hier binnen’ bent niets anders dan een weerstand.
Het is volgens hem de meest fundamentele, primaire weerstand die we erop nahouden, de weerstand tegen open, transparant, vloeiend, heel en één zijn. We hoeven die weerstand niet telkens opnieuw in te schakelen, hij is er gewoon op de achtergrond bij alles wat we ondernemen, en is dan ook in sterke mate bepalend voor onze manier van doen, onze persoonlijkheid. Voor het in standhouden van deze weerstand betalen we een prijs maar daarvan zijn we ons doorgaans niet bewust. We bouwen er andere weerstanden bovenop of omheen, we kruipen in onze schulp en pantseren ons tegen mogelijke aanslagen op het zelfbeeld dat zo ontstaat.
Mijn meditatieleraar, Hetty Draayer, maakt in haar boek Naar nieuwe ruimten van bewustzijn duidelijk, wat de prijs is die we hiervoor betalen. Het is het schijnbare onvermogen van ons bewustzijn om gelijke tred te houden ‘met het steeds in beweging zijnde en het zich voortdurend vernieuwende heden, zodat er geen energie-rest overblijft of vastgehouden wordt.’ Met andere woorden: bewegen we niet mee, dan laten we onze energie niet onbelemmerd stromen - er gaat iets vastkoeken, en dat verandert ons zelfgevoel. Hetty Draayer: ‘Samen met de energie-rest worden onze antipathieën, projecties, onverwerkte ervaringen, herinneringen, begeertes, gewoontepatronen, identificaties en voorstellingen tot denkend ‘ik’.’
Het reiken naar buiten
Dit denkend ‘ik’ of ego-denken wordt vaak beschouwd als iets mentaals, maar dat is maar één kant van de medaille. Het is tegelijkertijd een energieverschijnsel. Door de nadruk op denken wordt er veel energie naar het hoofd getrokken en zingt daar als het ware rond, zodat er een soort papegaai blijft kwetteren. Al dat denken brengt onophoudelijk veranderingen in onze energiehuishouding teweeg, bewegingen die we ‘emoties’ noemen, stemmingen, gevoelens, enzovoort. Maar omgekeerd kan dat denkende ‘ik’ onze energie ook doen stagneren en hele energiepatronen – waaronder ziekmakende – in stand houden. Dat maakt dan deel uit van dat denkende ‘ik’ dat ons wezen in zijn greep houdt. Je zou het ook als een hoop samengeklonterde weerstand kunnen zien. En die moet er uit om weer jezelf te worden.
Over wat dat is – weer jezelf worden, of jezelf zijn – daar hoeven we geen opvatting over te hebben. Maar het is zonneklaar dat onze energie daarvoor moet stromen en stralen in plaats van te stagneren. Proberen we alleen maar anders over onszelf te dènken, dan kwettert die papegaai in ons hoofd voort. Ideeën kunnen mooi zijn maar het komt aan op aan den lijve ervaren. Door onze energiehuishouding en de blokkades goed te voelen, kunnen we weerstanden leren loslaten en kan de papegaai verstommen. Zo is het mogelijk om terug te keren in een natuurlijke, vloeiende staat van zijn waarin we een ander, meer oorspronkelijk zelfgevoel hebben.
Vanuit een verlangen naar verbondenheid, naar her-verbinding (religie) reikte ik vroeger naar buiten. Als je het gevoel hebt dat je ‘hier van binnen’ bent, lijkt dat ook logisch. Ik had het gevoel dat er leven binnen in mezelf zat, en ook binnenin de anderen, en daar tussenin was het leeg of dood. Het alomtegenwoordige Leven, de kosmische zee, voelde of zag ik niet. Daarom was ik druk bezig, bruggen te slaan tussen mijn eilandje en vele andere eilandjes, de andere mensen met wie ik in relatie trad. Op de een of andere manier had ik ook altijd iets met het bos. In de bomen en planten zit ook duidelijk leven. Maar toch bleven de bomen, de planten, dieren en wat er verder ook maar leeft, buiten mij. Ik bleef maar ‘hier van binnen’, in zekere zin toch opgesloten in mezelf. Langzaam maar zeker kwam het vermoeden in me op, dat ik het over een heel andere boeg moest gooien.
Dieper naar binnen
In plaats van ons op de buitenwereld te richten kunnen we juist dieper naar binnen gaan. Om te beginnen dieper in de ruimte van ons lichaam. Ik zat in die tijd vreselijk in mijn hoofd, liep zelfs rond met chronische hoofdpijn, en ik móest ook wel leren ontspannen. Dat bleek de sleutel. Eerst onderging ik allerlei behandelingen: diverse soorten massage en acupunctuur. Dit verhoogde onmiddellijk mijn lichaamsbewustzijn: ik ging energie voelen op allerlei plekken die eerder doof of doods leken te zijn. Zo werd me duidelijk dat ik me heel anders zou kunnen voelen als ik dieper en dieper los zou laten, zo diep dat er geen energie-rest zou blijven hangen.
Door de lichaamsgerichte, genezende vorm van ademmeditatie die ik van Hetty Draayer leerde, verdiepte de ontspanning zich zozeer dat ik regelmatig het gevoel kreeg dat mijn lichaam eigenlijk energie is. Niet alleen stroomde de energie door alle hoeken en kieren van mijn lijf maar als ik heel stil zat of lag, werd ik me ervan gewaar dat de energie zich uitstrekte voorbij mijn huid.
Ik kwam terecht in een andere dimensie, d.w.z. een andere manier om de werkelijkheid te ervaren: de bewustzijnslaag van het tweede lichaam. Deze laag van bewustzijn-en-energie wordt ook wel ‘het etherisch lichaam’ genoemd, en zit als een soort duikerpak om het fysieke lichaam heen – maar heel transparant. Als je deze laag voelt, lijkt ook de huid energie te zijn, doorlaatbaar in plaats van een grens.
Tegelijkertijd begon ik een uitwisseling te voelen tussen ‘mijn’ energie en de energie in de ruimte om me heen. Die wisselwerking hield min of meer gelijke tred met de adembeweging – ook Ken Wilber beschrijft dat in Zonder grenzen. In de inademing laat je energie van wijd om je heen in je toe, en in de uitademing laat je weer los wat je niet meer nodig hebt, ‘verbruikte’ en overtollige energie, maar ook spanningen, verkrampingen, weerstanden, vermoeidheid, pijn, emoties en diepe angsten, kortom: alles wat niet in je hoort te blijven hangen. Er komt veel los, dat voel je, en dat is de prijs die we moeten betalen voor het opnieuw stromen en stralen.
Als je steeds duidelijker voelt dat in- en door je lichaam dezelfde energie stroomt en straalt als daar wijd omheen, worden ‘binnen’ en ‘buiten’ één.
De kosmische zee
Het gaat niet van een leien dakje, want elke meditatieve oefening is een confrontatie met je weerstanden, ook de weerstand tegen loslaten. En vaak de weerstand tegen toelaten. Als je meer gaat voelen, voel je ook beter wat je nog niet loslaat. En wannéér je verkrampt, op welke momenten en gebeurtenissen je reageert met verzet. Er zijn perioden geweest, waarin ik dag in dag uit rondliep met pijnlijk vertrokken schouders en mijn hoofdpijn was ook niet één twee drie weg. Maar ik begreep wel steeds beter, waar al dit ongemak vandaan kwam en ik leerde, overal doorheen te ademen. Niet dat ik met alle winden mee waai – in tegendeel, het gaat er naar mijn gevoel ook om, je rug recht te houden en stevig met beide benen op de grond te staan. Maar dat gaat samen met steeds weer loslaten van het oude en toelaten van het nieuwe – waarvoor dan ook de nodige ruimte in jezelf is.
Zo is het langs deze meditatieve weg een heel transformatieproces waarin ik weliswaar dieper naar binnen keer maar ook naar buiten toe meer openga. En ergens onderweg raakte ik m’n meest fundamentele, primaire weerstand kwijt. Dat was toen het besef me overviel, dat alles binnen is. Er is helemaal geen ‘buiten’, zo voelt dat. Datgene wat alles waarneemt – ons bewustzijn – is één en hetzelfde als datgene waarin alles gebeurt. Eén warm stralende ruimte waarin alle energieën en levensvormen vibreren, het kosmische energieveld dat wij zelf zijn. Arthur heeft gelijk: al hebben we verschillende lichamen, eigenlijk zijn wij elkaar.
vrijdag 13 juni 2008
Ademtherapie, wat is dat?
Praktische informatie
Zo gaan we ook steeds meer ons hele lichaam bewust bewonen. Deze manier van werken is verwant aan yoga en chi kung (qi gong) maar ook aan oude Westerse benaderingen voor innerlijke ontwikkeling en heelwording. Chakra’s (energiecentra) en nadi’s (meridianen, energiebanen) vormen één geheel, één ‘energiehuishouding’. De oefeningen zijn sterk gericht op loslaten wat er niet in je energiehuishouding thuishoort, en opengaan voor nieuwe, genezende kracht. Hoe meer alles weer stroomt zoals het hoort, des te duidelijker je gaat voelen dat loslaten naar beneden (tot in de aarde onder je voeten) één vloeiende beweging wordt met ontvangen van boven: licht, kracht en inspiratie vanuit de dimensie die ons als persoon te boven gaat.
![]() |
Meridianen (energiebanen) |
![]() |
Stromen tussen aarde en hemel v.v. |
Lichaam, ziel en geest als één geheel
Uiteindelijk gaat het om eenwording van je individuele levensvorm met de hele wereld die je waarneemt, en zelfs met Datgene wat daar bovenuit gaat en alles omvat. Dat is de echte genezing. Want je ervaart dan aan den lijve dat je niet bent opgesloten in jezelf, niet ‘afgescheiden’ maar verbonden met het grote Leven. We zijn er dan als een individu met een duidelijke vorm – maar transparant voor de helende krachten van aarde en hemel. Onze energie stroomt en straalt weer in plaats van te stagneren. Nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden openbaren zich, en zo brengt deze weg tot Zelfbewustwording ons ook tot verwerkelijking van ons ware Zelf. Voor wie ertoe bereid is, vormt deze benadering een heel transformatieproces.
Voordat ik op deze manier ging werken, volgde ik vanaf 1981/82 de opleiding van Hetty Draayer. Niets heeft zoveel voor mijn ontwikkeling betekend als het jarenlang dagelijks meditatief oefenen, de individuele sessies die ik van haar kreeg en het deelnemen aan haar stilte-weekends en andere retraites. Met het doorgeven van deze weg ben ik pas begonnen toen zij me daarom vroeg. Voor mij persoonlijk was het een voor de hand liggende volgende stap in mijn eigen transformatieproces, ook in de zin van het verdiepen van m'n vaardigheden om anderen van dienst te zijn. En nog steeds oefen ik dagelijks met geluidsopnamen van Hetty Draayer, om me voor te bereiden op het werk met cliënten, om los te laten wat ik was gaan meevoelen en om verder te gaan op de innerlijke weg.
Enkele praktische gegevens
Voor het maken van een afspraak kun je me het beste een mailtje sturen. Eventueel laat ik dan je mijn telefoonnummer weten voor verder overleg. Ook een mailtje met wezenlijke persoonlijke vragen is welkom op peter.kampschuur@kpnmail.nl